Vaarregelsregels in het BPR (voorrangsregels BPR)
Op het water gelden net als op de weg een aantal voorrangsregels. In het BPR (Binnenvaartpolitiereglement) staan de vaarregels die bepalen wie er voorrang moet verlenen en waarom beschreven. Het BPR is geldig op bijna alle wateren in Nederland. Waar het BPR geldig is en waar niet zie je hier (geldigheidsgebied BPR).
Algemene beginselen
Voor de voorrangsregels gelden een aantal algemene beginselen:
- Schepen mogen elkaar alleen voorbijvaren (tegengestelde of oplopende koers, zie hieronder bij koersen) als er voldoende ruimte hiervoor is;
- Bij het naderen van een ander schip (tegengestelde-, oplopende- of kruisende koers) waarbij er geen gevaar voor aanvaring is, mag je niet je koers of snelheid wijzigen waardoor er wel gevaar voor aanvaring ontstaat.
- Wanneer je voorrang moet verlenen, moet je dit tijdig doen door hetzij je koers te veranderen (uitwijken) hetzij je snelheid te wijzigen zodat het andere schip zijn weg ongehinderd kan vervolgen.
- Wanneer een ander schip voorrang moet verlenen, moet jij je koers en snelheid behouden tenzij dit lijdt tot een direct gevaar voor aanvaring. Dan zul je alles moeten doen om een aanvaring te voorkomen (zie artikel 1.05 afwijken van het reglement)
In het BPR staan de vaarregels die bepalen wie er voorrang moet verlenen en waarom. De regels zijn onderverdeeld naar de verschillende onderlinge koersen.
Soorten koersen:
Er wordt bij de vaarregels onderscheid gemaakt op welke koers je vaart ten opzichten van een ander schip. We kennen daarbij de volgende koersen:
- Tegengestelde koers
- Oplopende koers
- Kruisende koers.
Bij een tegengestelde koers naderen twee schepen elkaar recht of bijna recht van voren. Ze varen (bijna) recht op elkaar af. In het onderstaande plaatje vaart het blauwe schip een tegengestelde koers ten opzichte van het gele schip.
Bij een oplopende koers nader je een schip van achter tot 22°30‘ (22½ graad) achterlijker dan dwars van het opgelopen schip. Oplopen van een schip doe je dus van schuin tot recht van achter. De paarse schepen varen een oplopende koers ten opzichte van het blauwe schip. De twee schuine lijnen staan niet dwars op het blauwe schip maar 22°30‘ achterlijker dan dwars.
Bij is kruisende koers is er geen sprake van een tegengestelde of oplopende koers, dus alles wat er tussen zit. Als je twijfelt moet je uitgaan van een tegengestelde of een oplopende koers. De oranje schepen varen een kruisende koers ten opzichte van het blauwe schip.

Vaarregels / voorrangsregels in het BPR (hoofdregels)
Bij de vaarregels maken we onderscheid tussen oplopende koersen, tegengestelde koersen en kruisende koersen. In de onderstaande voorbeelden gebruiken we de volgende symbolen:
Oplopende koersen:
Bij de oplopende koersen is de hoofdregel: Oploper (degene die de ander inhaalt) loopt op aan bakboord en de opgelopende (degene die wordt ingehaald) geeft zoveel mogelijk ruimte (wijkt naar stuurboord indien mogelijk).
Als er voldoende ruimte is aan stuurboord dan mag er ook aan stuurboord worden opgelopen.
(Kleine) zeilschepen lopen elkaar in beginsel op aan de loefzijde (bovenlangs).
Een klein schip dat wordt opgelopen door een zeilschip moet ruimte geven aan loef zodat het (kleine) zeilschip aan loef voorbij kan lopen.
Kruisende en tegengestelde koersen
Bij de voorrangsregels bij kruisende- en tegengestelde koersen is de volgorde van belang!
Je kijkt eerst of je regel 1 kan toepassen. Als dat zo is dan pas je die regel toe, kun je hem niet toepassen dan ga je naar regel twee.
Kun je regel 2 toepassen dan pas je die toe, kun je die niet toepassen dan ga je verder met regel drie.
Kun je regel 3 ….. enzovoort
Regel 1: Stuurboordswal; Degene die niet stuurboordswal vaart, geeft voorrang aan degene die wel stuurboordswal vaart

Regel 2: Klein geeft voorrang aan groot

Regel 3: Verschillende (kleine) schepen onderling. Motor geeft voorrang aan spier geeft voorrang aan zeil



Regel 4: zeilschepen onderling
Regel 4a: Bakboordregel;
degene met het zeil over stuurboord geeft voorrang aan degene met het zeil over bakboord

Regel 4b: Loef geeft voorrang aan lij;
Bij 2 zeilschepen met het tuig over dezelfde boeg, geeft degene die het minst scherp vaart voorrang aan degene die scherper vaart

Regel 5: Roeischepen en motorschepen onderling
Regel 5a: bij kruisende koersen geeft het schip dat de ander aan stuurboord heeft voorrang


Regel 5b: Bij tegengestelde koersen passeren de schepen elkaar bakboord op bakboord.
Beiden wijken uit naar stuurboord.


Nu heb je alle regels geleerd. Tijd om het in de praktijk te brengen. Doe de voorrangsquiz om te kijken of je het allemaal goed begrepen hebt.